Sinds de invoering van de Ba-Ma structuur werkt men in het hoger onderwijs met studiepunten. Elke opleiding bestaat uit een aantal opleidingsonderdelen (= vakken, opleidingsactiviteiten,…). Elk opleidingsonderdeel ‘weegt’ een aantal studiepunten.
Studiepunten geven de studieomvang van elke opleidingsonderdeel weer en het totaal aantal studiepunten geeft de studieomvang van de opleiding weer.
Bv.: een academische bachelor bestaat uit minimum 180 studiepunten. De student schrijft zich in voor een aantal opleidingsonderdelen (wat kan uitgedrukt worden in studiepunten) en slaagt al dan niet voor alle of voor bepaalde opleidingsonderdelen.
Studierendement ipv slaagcijfers
Er wordt niet langer gesproken over ‘geslaagd’ of ‘niet geslaagd’ in (het 1e jaar van) het hoger onderwijs. De tabellen geven dan ook geen slaagcijfers weer.
Om na te gaan hoe goed iemand het doet in het 1e jaar van het hoger onderwijs kunnen we wel bekijken hoeveel studiepunten hij/zij verworven heeft in vergelijking met het totaal aantal studiepunten dat hij/zij heeft opgenomen. Het resultaat van deze berekening is het studierendement. Studierendement wordt uitgedrukt in % en kan dus variëren van 0% ( = de student heeft geen enkel van de door hem opgenomen studiepunten verworven; hij slaagde voor geen enkel opleidingsonderdeel waarvoor hij zich inschreef) tot 100% (= de student heeft alle door hem opgenomen studiepunten verworven; hij slaagde voor alle opleidingsonderdelen waarvoor hij zich inschreef).
In de tabellen worden volgende categorieën gebruikt:
De tabellen geven ook het gewogen gemiddeld studierendement weer.
Daarvoor wordt het studierendement berekend voor alle studenten uit een bepaalde studierichting SO samen, die zich inschreven voor een bepaalde opleiding hoger onderwijs. Daarbij wordt rekening gehouden met het aantal studiepunten dat de student heeft opgenomen. Wie veel studiepunten opneemt, weegt dus zwaarder door in het gewogen gemiddeld studierendement.
Voor wie berekenen we het studierendement?
De tabellen zijn gebaseerd op studenten die zich:
Bij het maken van de berekeningen werden, waar beschikbaar, gegevens gebruikt van de 6 meest recente academiejaren.
Enkel wanneer een voldoende aantal leerlingen (minimum 30) uit een bepaalde studierichting SO voor een bepaalde opleiding hoger onderwijs kiest, worden cijfers weergegeven. Bij minder studenten zijn de cijfers weinig betekenisvol.
Dit betekent dat er niet voor alle mogelijke combinaties ‘secundair onderwijs - hoger onderwijs’ berekeningen kunnen getoond worden.
Een student kan meerdere inschrijvingen hebben in het hoger onderwijs. Hierdoor kan een student voorkomen in meerdere opleidingen.
Welke leerlingen/studenten werden niet opgenomen in de berekeningen?
Gebruikte terminologie